Slurry+ Mestonderzoek uitkomst
Effect van drijfmest verbeteraar “Slurry+” in de praktijk
Onderzoek uitgevoerd door onafhankelijk onderzoeksbureau Madre Tierra Consultancy met ondersteuning van expertise bureau Organic Forest Polska, gebruikmakend van de gangbare analyses en metingen van pH, EC en AEP ( Ammoniak Emissie Potentieel),uitgevoerd door ALNN en in opdracht van Micro Nutritions B.V.
Wat is de motivatie van het praktijkonderzoek?
Na jaren positief waarneembare ervaringen hebben we de biologische drijfmestverbeteraar Slurry+ getest in de praktijk. Daarmee wilden we ervaringen zoals minder stank, minder schuim, geen korst, verbeterde mest kwaliteit, en minder uitstoot onderbouwen met lab resultaten zodat we boerenbedrijven beter te kunnen adviseren en het product doelgerichter kunnen verkopen.
Naast de bovenvermelde analyses, hebben we ook gekeken naar nog meer aspecten, die invloed hebben op de kwaliteit van de mest in de drijfmestkelder: de rantsoensamenstelling, melkproductie parameters, gebruik van ontsmettingsmiddelen, en het boxenstrooisel.
Welke metingen hebben we laten doen?
Gangbare analyses
In de gangbare analyses van de mest zijn de volgende waarden onderzocht: droge stofgehalte (DS), organische stof gehalte (OS), asgehalte, totaal stikstof (Ntot), ammoniakale stikstof (NH4+; NH3); organisch gebonden stikstof (N-org), fosfaat, natrium, magnesium, zwavel, pH en de verhouding tussen koolstof en stikstof (C:N).
Metingen van het ammoniak emissie potentieel (AEP)
De meting van het AEP is een relatief nieuwe analyse die in 2024 uitgebreid in het nieuws was vanwege het TOPMEST-onderzoek, en ook dit jaar weer uitgevoerd wordt. In 2024 heeft Peter Vanhoof een grootschalig onderzoek gedaan naar de kwaliteit van drijfmest in Nederland en Vlaanderen.
Het AEP is de hoeveelheid ammoniak die uit een mestmonster vervluchtigt onder gecontroleerde omstandigheden in een proefopstelling. Hierdoor kunnen de resultaten van mestmonsters met elkaar vergeleken worden. Bij een hoog AEP zijn er grotere stikstof verliezen, meestal door de combinatie van voldoende ammoniakale stikstof en/of een hoge pH, meestal door een rottingsproces in de mestput. Bij een laag emissie potentieel is de mest meestal aan het rijpen of fermenteren (lage pH, weinig ammoniakale stikstof) en wordt de stikstof vaak beter benut.
Daarnaast meet de Peter Vanhoof nog pH, EC en redoxpotentiaal. In de bijlage van dit rapport is hier meer achtergrond informatie over te vinden.
We hebben onze data ook kunnen vergelijken met die van de grote dataset van het TOPMEST-onderzoek van 2024 en 2025. Daarmee hebben we de data kunnen interpreteren en er een waarde beoordeling aan kunnen verbinden.
Hoe was het praktijkonderzoek opgezet?
We hebben bij twee melkveebedrijven monsters genomen en metingen uitgevoerd
- Bij beide bedrijven hadden we 2 aparte drijfmestkelders onder dezelfde groep dieren. Zo konden we een optimale vergelijking maken tussen de behandelde en niet behandelde mestput.
- Eén mestkelder met Slurry+ additief, de andere zonder.
- Drie meetmomenten per kelder tussen november 2024 en maart 2025 (begin november 0-meting, eind december 1e-meting, begin maart 2e-meting).
- De monsters werden door een medewerker van Micro Nutrients genomen.
Profiel bedrijf A (extensief):
- Gangbaar melkveebedrijf
- 155 ha gras (inclusief natuurland), 19 ha mais
- 220 koeien waarvan 196 melkgevend
- Melkproductie: 9800/jaar/koe, melkureum
- Weidegang: april – november, +/- 240 dagen, 5 á 6 uren per/dag
- Kenmerken stal: loopstal 3+1 (ligboxen), 3 melkrobots
- Rantsoensamenstelling: graskuil, maiskuil, krachtvoer, bix (krachtvoer)
- Boxenstrooisel: 75 kg gehakseld stro met een emmer kalk per dag
- Ontsmettingsmiddel: + kopersulfaat, gangbare dosering, 1x per week
Profiel bedrijf B (intensief):
- Gangbaar melkveebedrijf
- 72 ha gras, 18 ha mais
- 144 koeien waarvan 130 melkgevend
- Melkproductie: 13.000/koe/jaar, melkureum
- Weidegang: 121 dagen per jaar
- Kenmerken stal: 0 6 0 stal
- Rantsoensamenstelling: graskuil, maïskuil, bierbostel, duitse perspulp, raapzaadschilfers, lactograin, mineralen
- Boxenstrooisel: 75 kg gehakseld stro per dag
- Ontsmettingsmiddel: Formaline (komt niet in de mestput)
Resultaten: effect “Slurry+” in de praktijk
Resultaat bedrijf A, extensief bedrijf
Tabel 1: Resultaten bedrijf A
Nulmeting (11-2025) | Eindsituatie (03-2025) | |||||
mestput | controle | behandeld | verschil | controle | behandeld | verschil |
DS | 96 | 93 | -3,1% | 82 | 87 | 6,1% |
N tot | 4,3 | 4,4 | 2,3% | 3,8 | 3,9 | 2,6% |
NH4-N | 1,6 | 2,1 | 31,3% | 1,9 | 1,9 | 0,0% |
Org N | 2,7 | 2,2 | -18,5% | 1,9 | 2,0 | 5,3% |
% org N | 63% | 50% | 50% | 51% | ||
P2O5 | 1,5 | 1,5 | 0,0% | 1,4 | 1,3 | -7,1% |
K2O | 5,6 | 6,0 | 7,1% | 5,4 | 5,5 | 1,9% |
C:N | 8,6 | 8,1 | -5,8% | 8,3 | 8,7 | 4,8% |
pH | 6,71 | 6,88 | 2,5% | 7,26 | 7,18 | -1,1% |
EC | 16,9 | 18,5 | 9,5% | 18,6 | 18,9 | 1,6% |
AEP | 41,1 | 40,6 | -1,2% | 52,1 | 41,9 | -19,6% |
Observaties extensief bedrijf A:
De beginsituatie bij nulmeting in beide putten was als volgt:
- een ongeveer gelijke vrij hoge droge stof
- ongeveer gelijke en hoge totale N, dus best pittige mest.
- een hogere ammoniakale N en kalium in de te behandelen put
- het ammoniak emissie potentieel is gelijk in beide putten en laag door de mooi lage pH
Op het eind van de proef zijn de meetwaarden in beide putten veranderd. Sinds de nulmeting is
- de droge stof gedaald in beide putten, maar minder gedaald in de behandelde put
- de totale stikstof in beide putten met 0,5 kg/ton gedaald
- de ammoniakale N is gestegen in de controleput en gedaald in de behandelde put.
- De organische stikstof is afgenomen in beide putten, maar minder gedaald in de behandelde put.
- De pH is gestegen in beide putten, maar minder gestegen in de behandelde put.
- C:N verhouding is iets afgenomen in de controleput en iets gestegen in de behandelde put.
- Het ammoniak emissie potentieel (AEP) is met ongeveer 20% gestegen in de controleput en gelijk gebleven in de behandelde put.
Conclusie voor bedrijf A is dus dat de behandeling een toename van het AEP heeft verhinderd, waardoor de mest bijna goed bleef.
Resultaat bedrijf B, intensief bedrijf
Tabel 2: Resultaten intensief bedrijf B
nulmeting (11-2025) | Eindsituatie (03-2025) | |||||
mestput | controle | behandeld | verschil | controle | behandeld | verschil |
DS | 90 | 90 | 0,0% | 90 | 90 | 0,0% |
N tot | 5,5 | 4,6 | -16,4% | 4,5 | 4,3 | -4,4% |
NH4-N | 1,9 | 1,7 | -10,5% | 1,7 | 2 | +17,6% |
Org N | 3,6 | 2,9 | -19,4% | 2,8 | 2,4 | -14,3% |
% org N | 65% | 63% | -3,7% | 62% | 56% | -10,3% |
P2O5 | 1,9 | 1,7 | -10,5% | 1,6 | 1,5 | -6,3% |
K2O | 6,6 | 6,8 | +3,0% | 4,6 | 5,7 | +23,9% |
C:N | 6,9 | 7,1 | +2,9% | 7,7 | 7,9 | +2,6% |
pH | 7,32 | 7,57 | 3,4% | 7,56 | 7,54 | -0,3% |
EC | 14,4 | 12,8 | -11,1% | 16,1 | 19,9 | +23,6% |
AEP | 89,4 | 122,9 | +38,1% | 105,3 | 104,3 | -1,0% |
Observaties intensief bedrijf B:
Bij de nulmeting was het verschil tussen beide mestputten eigenlijk te groot om een goede proef te beginnen. In de controleput was de droge stof veel lager als in de te behandelen put. Daarom hebben we de concentraties hier omgerekend naar 90 kg DS/ton.
- Het is pittige mest, rijk aan stikstof, waarvan wel een groot aandeel organisch gebonden is.
- De pH is hoog in de controleput en erg hoog in de te behandelen put.
- Het emissie potentieel (AEP) was erg hoog in de controleput met lage droge stof en 38% hoger in de te behandelen put. Een slechte uitgangssituatie in het nadeel van de te behandelen put.
Op het eind van de proef zijn de verschillen tussen beide putten veel kleiner:
- Bij 90 kg DS per ton is de totale stikstof met 1 kg/ton afgenomen in de controleput, terwijl met slechts 0,3 kg/ton in de behandelde put.
- Het emissie potentieel was op het eind van de proef gelijk in beide putten en erg hoog. In de controleput is dit flink toegenomen. In de behandelde put is het niet gedaald, maar dat is ook niet tye verwachten bij dit rantsoen.
- Het rantsoen lijkt onvoldoende in balans waardoor een deel van de energie en het eiwit uit het voer onvoldoende verteerd in de drijfmestkelder komt. Daar gaat het ongecontroleerd anaeroob verteren.
Conclusie voor bedrijf B: De mest in de controleput ging aardig rotten. De mest in de behandelde put was niet best, maar evolueerde duidelijk in de goede richting naar een minder rottende mest.
Discussie
Mestkwaliteit komt vooral tot stand door een optimaal verteerd rantsoen, een goede kuilkwaliteit en het vermijden dat onhandige dingen in de mestput komen (agressieve kalk, gif,…). De beginsituatie op bedrijf A was goed en daar zagen we ook het duidelijkste resultaat. Op bedrijf B was bij het begin een erg groot verschil tussen de mest in beide putten, waardoor een goede proefopzet lastig werd. Toch zien we ook hier een bepaald effect. Verbeteren van mestkwaliteit kan sneller door meerdere factoren tegelijk aan te passen, maar dat was niet de bedoeling in deze proefopzet.
Wat zijn de conclusies van Micro Nutritions?
- Slurry+ draagt bij aan het verhinderen van toename van emissie potentieel bij zowel bij intensieve als extensieve bedrijven.
- Slurry+ draagt bij aan een betere mest kwaliteit, en dat heeft ook positieve invloed op de bodem en het gewas.
- Slurry+ lost niet alle ammoniak, stikstof en kringloop problemen op. Slurry+ kan gezien worden één van de aanpassingen die het geheel verbeteren. Het is daarom belangrijk om ook aan de rest van de kringloop te denken (o.a. rantsoensamenstelling en boxenstrooisel).
Wat zeggen de boeren?
“Er is duidelijk minder stank en het stalklimaat is aangenamer.”
“Je kunt het voer en de koeien weer ruiken.”
Wat is de ervaring van Micro Nutritions?
“8 van de 10 boeren die Slurry+ hebben toegepast hebben beduidend minder schuim, daarnaast is de stank meest gelijk weg”
Wat zijn de observaties van Peter Vanhoof?
“Je ziet bij beide bedrijven wel een effect. Maar het is niet zo dat slechte mest goed is geworden, dan hadden we het ei van Columbus te pakken … Je moet het ruimer zien dan een product toedienen, maar best naar de hele bedrijfskringloop kijken. Als een boer tegelijk de basis zou optimaliseren dan zou het effect waarschijnlijk veel groter geweest zijn.”
Meer info?
Neem contact op met:
Sipke Scheepsma van Micro Nutritions B.V.
of metLouelle Seelmann van Madre Tierra Consultancy louelle@madretierraconsultancy.com
Bijlage 1: Uitleg gangbare analyse
De gangbare analyse kijkt naar de volgende verschillende kenmerken in het mestmonster. We hebben onder andere gemeten hoeveel droge stof en organische stof erin zit, hoeveel mineralen zoals fosfor (P), kalium (K), magnesium (Mg), natrium (Na) en zwavel (S) aanwezig zijn, en wat de zuurgraad (pH) is. Ook is onderzocht hoeveel stikstof er in totaal in de mest zit, en in welke vormen: snelwerkende stikstof (ammonium en ammoniak) en langzaam werkende, organische stikstof. Tot slot is ook de verhouding tussen koolstof en stikstof (C:N) bepaald, wat iets zegt over hoe snel de mest in de bodem wordt afgebroken. Alle waardes zijn uitgedrukt in een eenheid van kg/ton. In relatie tot onderzoek zijn de onderstaande nutriënten het relevantst en hebben we daarom wat verder uiteengezet.
- Droge stof drukt het aandeel droge stof in een mestmonster uit. De droge stof is het gedeelde van een monster dat overblijft nadat al het vocht (meestal water) is verwijderd. Door de droge stof gelijk te trekken naar 90 kg/ton kunnen we mestmonsters met verschillende vochtgehaltes met elkaar vergelijken.
- Totale stikstof (N totaal) bestaat ammoniakale stikstof en organische stikstof.
- Ammoniakale stikstof (N ammoniakaal) bestaat uit ammoniak (NH3) en ammonium (NH4), en is de snelst werkende stikstofvorm. Deze stikstof is direct opneembaar voor planten, maar ook het meest gevoelig voor verlies zodra de mest in contact komt met de buitenlucht. De streefwaarde is kleiner dan 1.5 kg/ton.
- Ammoniakgas (NH3) kan ontstaan door een chemische reactie tussen ureum en water, of door een microbieel rottingsproces. Het vervluchtigt sneller bij een hoge pH en meer ammoniakale stikstof in de mest.
- Ammonium (NH4) is een deel van de ammoniakale stikstof aanwezig als ammonium. Deze vorm blijft goed opgelost in de vloeibare mest en is relatief stabiel zolang de mest in de kelder blijft. Ammonium is direct beschikbaar voor planten en minder vluchtig dan ammoniak. Bij een lagere zuurgraad is er meer ammonium aanwezig in de mest.
- Organische stikstof (N organisch) is de vorm van stikstof die vastzit in organisch materiaal, zoals plantenresten, mest of compost. Planten kunnen deze vorm niet meteen opnemen. Organische stikstof zit “vast” in de mest en moet eerst worden afgebroken door bodemorganismen voordat planten het kunnen gebruiken. Het werkt dus langzamer dan andere vormen van stikstof, maar voedt de bodem op de langere termijn. Een hoger gehalte organische stikstof betekent daarom dat de mest langzamer stikstof vrijgeeft, wat handig is voor langdurige voeding van gewassen.
- De C:N-verhouding geeft aan hoeveel koolstof er in verhouding tot stikstof in de mest zit. Dit zegt iets over hoe snel het organisch materiaal in de bodem wordt afgebroken. Bij een lage verhouding (bijvoorbeeld 10:1) gaat de afbraak snel en komt stikstof snel vrij voor het gewas. Is de verhouding hoog (bijvoorbeeld 30:1), dan wordt stikstof juist tijdelijk vastgehouden door de bodem en is het minder snel beschikbaar voor de plant. Gemiddeld in Nederland en Vlaanderen de C:N verhouding 8. De streefwaarde is groter dan 10.
Bijlage 2: Uitleg TOPMEST metingen
Naast het meten van het emissie potentieel kijkt men bij het TOPMEST onderzoek naar nog meer waarden. Rottende of fermenterende mest is altijd een gevolg van een combinatie van factoren. Hieronder staan de meest belangrijke uitgelegd.
- pH: Een pH lager dan 7.15 geeft aan dat de mest fermenteert en dus een gewenste microbiologie bevat. Vanaf een pH hoger dan 7.25 nemen de aantallen pathogenen snel toe en krijgen we een steeds heftiger rottingsproces met vorming van giftige metabolieten, waarvan sommige gasvormig zijn (waterstofsulfide, blauwzuurgas, koolstofmonoxide, methaan, etc.). Dit zijn groei remmende stoffen.
- Zuurstofdruk (rH2) geeft aan hoe anaeroob de mest is. Een sterk anaerobe mest is niet perse nadelig, zolang hij fermenteert, dus optimaal bij een pH lager dan 7.15. Naarmate de drijfmest langer in de put is en de put dieper is, wordt de mest sterker anaeroob. De streefwaarde van de zuurstofdruk is hoger dan 8.0.
- Emissiepotentieel ammoniak: is de hoeveelheid ammoniak die uit een mestmonster wil vervluchtigen in een proefopstelling. Er wordt gemeten hoeveel gassen uit een mestmonster onder gecontroleerde omstandigheden vervluchtigen bij 20oC gedurende een tijd van een half uur. Het resultaat is uitgedrukt in ppm (delen per miljoen) en door steeds dezelfde proefopstelling te gebruiken kunnen mestmonsters met elkaar vergeleken worden Bij een hoog emissie potentieel zijn er grote stikstof verliezen, terwijl er bij een laag emissie potentieel een goede stikstof benutting is. De streefwaarde is een emissiepotentieel ammoniak van lager dan 40 ppm.
- Zoutwerking (EC): Een gemiddelde runderdrijfmest in Nederland heeft een elektrische geleidbaarheid (EC) van ongeveer 17 mS/cm. Hoe hoger de waarde, hoe meer snel beschikbare minerale zouten in de mest aanwezig zijn (vooral ammoniakale stikstof en kali). De emissies zijn dan ook vaak hoger. De mest kan dan een verbrandend effect op de bodem en gewas hebben en zal ook de ontwikkeling van bodemleven beperken. De streefwaarde is een EC van lager dan 17 mS/cm.
- Boxenstrooisel: Wanneer er een boxenstrooisel wordt gebruikt met een agressieve vorm van kalk, of als er veel kalk wordt gebruikt, kan dit ervoor zorgen dat de pH in de mest flink stijgt en dus sneller gaat rotten en meer gaat emitteren.
Voor meer informatie over het TOPMEST-onderzoek, zie www.topmest.org.
Bijlage 3: Extra tabellen
Bedrijf A: Extensief – behandelde put | |||||
Parameter | Gem. | Streef. | Begin | einde | Oordeel |
droge stof | 85 | 90.00 | 90.00 | – | |
N totaal | 3.7 | 3.0-3.5 | 4.20 | 4.00 | Hoog |
N ammoniakaal | 1.7 | <1.5 | 2.00 | 2.00 | Hoog |
N organisch | 1.9 | 2.10 | 2.10 | Hoog | |
% organisch gebonden N | 53.8% | >60% | 51.20 | 51.30 | Laag |
fosfaat | 1.4 | 1.50 | 1.30 | gemiddeld | |
kalium | 5.3 | <5.0 | 5.80 | 5.70 | Hoog |
C:N | 8 | >10 | 8.10 | 8.70 | Iets bovengemiddeld |
pH | 7.25 | <7.15 | 6.88 | 7.18 | Laag / iets te hoog |
zuurstofdruk | 7.50 | >8.0 | 7.60 | 8.03 | gemiddeld |
geleidbaarheid | 17 | <17 | 18.49 | 18.95 | hoog |
emissie potentieel | 53 | <40 | 40.58 | 41.9 | Bijna optimaal |
Bedrijf A: Extensief – controle put | |||||
Parameter | Gem. | Streef. | Begin | einde | oordeel |
droge stof | 85 | 90.00 | 90.00 | – | |
N totaal | 3.7 | 3.0-3.5 | 4.00 | 4.20 | Hoog |
N ammoniakaal | 1.7 | <1.5 | 1.50 | 2.10 | Hoog |
N organisch | 1.9 | 2.50 | 2.10 | Hoog | |
% organisch gebonden N | 53.8% | >60% | 62.80 | 50.00 | Mooi / ondergemiddeld |
fosfaat | 1.4 | 1.40 | 1.50 | Gemiddeld | |
kalium | 5.3 | <5.0 | 5.30 | 5.90 | Hoog |
C:N | 8 | >10 | 8.60 | 8.30 | gemiddeld |
pH | 7.25 | <7.15 | 6.71 | 7.26 | Mooi / iets hoog |
zuurstofdruk | 7.50 | >8.0 | 7.29 | 7.76 | Iets laag |
geleidbaarheid | 17 | <17 | 16.91 | 18.64 | Gemiddeld/hoog |
emissie potentieel | 53 | <40 | 41.09 | 52.10 | Bijna goed/gemiddeld |
Bedrijf A: Extensief – behandelde & controle put | |||
Parameter | %ΔB | %ΔC | %ΔB-%ΔC |
droge stof | – | – | – |
N totaal | -4.76 | 5.00 | -9.76 |
N ammoniakaal | 0 | 40.00 | -40.00 |
N organisch | 0 | -16.00 | 16.00 |
% organisch gebonden N | 0.20 | -20.38 | 20.58 |
fosfaat | -13.33 | 7.14 | -20.48 |
kalium | -1.72 | 11.32 | -13.04 |
C:N | 7.41 | -3.48 | 10.90 |
pH | 4.36 | 8.20 | -3.84 |
zuurstofdruk | 5.66 | 6.45 | -0.79 |
geleidbaarheid | 2.49 | 10.23 | -7.74 |
emissie potentieel | 3.25 | 26.79 | -23.54 |
Bedrijf B: Intensief – behandelde put | |||||
Parameter | Gem. | Streef. | Begin | einde | oordeel |
droge stof | 85 | 90 | 90.00 | 90.00 | |
N totaal | 3.7 | 3.0-3.5 | 4.60 | 4.30 | stikstofrijk |
N ammoniakaal | 1.7 | <1.5 | 1.70 | 2.00 | Hoog |
N organisch | 1.9 | 2.90 | 2.40 | Hoog | |
% organisch gebonden N | 53.8% | >60% | 63.40 | 55.00 | Bovengemiddeld |
fosfaat | 1.4 | 1.70 | 1.50 | Bovengemiddeld | |
kalium | 5.3 | <5.0 | 6.80 | 5.70 | Hoog |
C:N | 8 | >10 | 7.10 | 7.90 | Matig tot gemiddeld |
pH | 7.25 | <7.15 | 7.57 | 7.54 | Erg hoog |
zuurstofdruk | 7.50 | >8.0 | 7.17 | 7.52 | Laag |
geleidbaarheid | 17 | <17 | 12.77 | 19.90 | Erg laag tot hoog |
emissie potentieel | 53 | <40 | 122.88 | 104.3 | Erg hoog tot hoog |
Bedrijf B: Intensief – controle put | |||||
Parameter | Gem. | Streef. | Begin | eind | oordeel |
droge stof | 85 | 90.00 | 90.00 | ||
N totaal | 3.7 | 3.0-3.5 | 5.50 | 4.50 | Hoog / minder hoog |
N ammoniakaal | 1.7 | <1.5 | 1.90 | 1.70 | Hoog / gemiddeld |
N organisch | 1.9 | 3.60 | 2.80 | Hoog | |
% organisch gebonden N | 53.8% | >60% | 65.70 | 61.90 | Mooi |
fosfaat | 1.4 | 1.90 | 1.60 | Hoog | |
kalium | 5.3 | <5.0 | 6.60 | 4.60 | Hoog / mooi |
C:N | 8 | >10 | 6.90 | 7.70 | Laag / gemiddeld |
pH | 7.25 | <7.15 | 7.32 | 7.56 | Hoog / erg hoog |
zuurstofdruk | 7.50 | >8.0 | 7.18 | 7.13 | Laag |
geleidbaarheid | 17 | <17 | 14.41 | 16.1 | Laag |
emissie potentieel | 53 | <40 | 89.43 | 105.3 | Hoog / erg hoog |
Bedrijf B: Intensief – behandelde & controle put | |||
Parameter | %ΔB | %ΔC | %ΔB-%ΔC |
droge stof | – | – | – |
N totaal | -6.52 | -18.18 | 11.66 |
N ammoniakaal | 17.65 | -10.53 | 28.17 |
N organisch | -17.24 | -22.22 | 4.98 |
% organisch gebonden N | -13.24 | -5.78 | -7.47 |
fosfaat | -11.76 | -15.79 | 4.02 |
kalium | -16.18 | -30.30 | -14.12 |
C:N | 11.27 | 11.59 | 0.33 |
pH | 0.40 | 3.28 | -3.67 |
zuurstofdruk | 4.88 | -0.69 | 5.57 |
geleidbaarheid | 55.83 | 20.06 | 35.77 |
emissie potentieel | -15.12 | 17.75 | -32.87 |